Neuberg-cirkels
Overzicht ][ Brocard-punten | Brocard-hoek | Brocard-driehoeken | Meetkunde
- Vooraf
- Neuberg-cirkels (iso-Brocard-driehoeken)  
- Eigenschappen van de Neuberg-cirkels
- Neuberg-driehoek
1. Vooraf

De volgende onderwerpen worden op deze pagina bekend verondersteld:
- Brocard-punten en Brocard-hoek
- macht van een punt tov. een cirkel.
| Stelling 1 Gelijkvormige driehoeken hebben dezelfde Brocard-hoek. | 
Bewijs:
Voor de grootte van de Brocard-hoek w van een driehoek ABC geldt (zie de pagina "Brocard-punten", Stelling 8):
cot w = cot A + cot B + cot C
Hieruit volgt onmiddellijk het gestelde. ¨ 
Maar ook niet-gelijkvormige driehoeken kunnen dezelfde Brocard-hoek hebben; zoals de "zwaartelijnendriehoek", dat is de driehoek waarvan de zijden gelijk zijn aan de lengtes van de zwaartelijnen van een gegeven driehoek.
| Voorbeeld Een driehoek en diens zwaartelijnendriehoek hebben dezelfde Brocard-hoek. | 
Bewijs:
|  | Het punt B' is het snijpunt van de lijn door Ma (midden van BC)
    evenwijdig met BMb en de lijn door Mc evenwijdig met BC. Ma = A' en A = C'. Nu hebben ABC en A'B'C' dezelfde Brocard-hoek. We bewijzen dit als volgt. Nu is (op zijn beurt) de zwaartelijnendriehoek
    A"B"C" van driehoek A'B'C' gelijkvormig met driehoek ABC. | 
Volgens de zwaartelijnformule (zie paragraaf 2.1 op de
pagina "Stelling van Stewart") is nu:
   A'B' = ma = ½Ö(2c2
+ 2b2 - a2), enz.
waarin ma, mb, mc de lengtes zijn de zijden van A'B'C'.
Voor de Brocard-hoek w '
van A'B'C' geldt (volgens Stelling 11 op de pagina "Punten van Brocard"), via invulling van
bovenstaande formules voor ma, mb en mc:
   
waaruit volgt dat w = w'.
¨ 
[einde Voorbeeld]
2. Neuberg-cirkels
(iso-Brocard-driehoeken) 
We behandelen hieronder een speciaal type niet-gelijkvormige driehoeken bij een gegeven
driehoek die eveneens dezelfde Brocard-hoek als die driehoek hebben.
Dergelijke driehoeken noemen we iso-Brocard-driehoeken.
Allereerst een hulpstelling (die we gebruiken in het bewijs van Stelling 4).
| Hulpstelling 2 De meetkundige plaats van de punten die gelijke macht hebben tov. een cirkel is een met die cirkel concentrische cirkel. | 
|  | Zij X een punt in het vlak van de cirkel met middelpunt O en straal R. Zij d de afstand van X tot O. Per definitie is dan m = m(X, O) = d2 - R2, zodat d2 = m + R2 waaruit volgt dat (voor iedere m) geldt dat d2, en dus ook dat d, constant is.¨ | 
| . | 
| Stelling 3 Er bestaan 5 met ABC gelijkvormige driehoeken AiBC (i = 1, ..., 5) die direct of indirect gelijkvormig zijn met ABC, en waarbij Ai aan dezelfde kant van BC ligt als A = A0. De punten Ai (i = 0, 1, 2, 3, 4, 5) liggen op een cirkel, de (eerste) Neuberg-cirkel van BC. (naar Joseph J.B. Neuberg, 1840-1926, Luxemburg) | 
Bewijs:
|  | A1 is het spiegelbeeld van A in de middellooddlijn van BC.
    Nu is inderdaad A1BC ~ ABC. A2 is het snijpunt van de lijn door C die in C een hoek maakt met CB die gelijk is aan A. Nu is A2BC ~ ABC (hh). A3 is het snijpunt van de lijn door B die in C een hoek maakt met BC die gelijk is aan A. Nu is A3BC ~ABC (hh). A4 is het snijpunt van CA2
    met BA3. A5 is het snijpunt van BA3 met CA.  
 | 
Opmerkingen
[1]
De genoemde driehoeken zijn dus iso-Brocard-driehoeken (volgens
Stelling 1).
[2]
Van de zeshoek A0A2A4A1A3A5
gaan de zijden afwisselend door de vaste punten B en C.
[3]
De punten B en C zijn hoekpunten van een drietal gelijkbenige driehoeken.
[4]
De spiegelbeelden in BC van de punten Ai geven nog eens zes
iso-Brocard-driehoeken bij driehoek ABC.
De cirkel door deze punten is de tweede Neuberg-cirkel bij BC.
Bij een driehoek bestaan dus 6 Neuberg-cirkels!
[einde Opmerkingen]
De punten Ai uit Stelling 3 zijn niet de enige punten die
driehoeken vormen (met vaste punten B en C) met gelijke Brocard-hoek.
Er geldt namelijk:
| Stelling 4 De eerste en tweede Neuberg-cirkels van BC vormen de meetkundige plaats van de punten A, waarvoor de driehoeken ABC dezelfde Brocard-hoek hebben. (Opmerking: de punten B en C zijn dus vast). | 
Klik hier  voor een CabriJavapplet
die deze stelling illustreert.
 voor een CabriJavapplet
die deze stelling illustreert.
Bewijs:
|  | Zij driehoek ABC gegeven; de Brocard-hoek van ABC wordt hieronder weer
    aangegeven met w. Zij P het snijpunt van AW+ met BC, waarbij W+ het 1e Brocard-punt is van ABC. We bekijken nu de meetkundige plaats van de punten (aan dezelfde kant van BC als waar A ligt) waaruit BC wordt gezien onder een hoek w. Dit is de cirkelboog van de cirkel met middelpunt Na (gelegen op de middelloodlijn van BC). Zij A' het (van B verschillende) snijpunt van de lijn AB en deze cirkel. Nu is BAP = w en ook BA'C = w. De lijnen AP en A'C zijn dus evenwijdig. Volgens Stelling 9b, pagina "Punten van Brocard", is nu BP / PC = c2 / a2. Uit de evenwijdigheid van de lijnen volgt: AB : AA' = BP : PC of AA' = AB · PC / BP = c · PC / BP Zodat AA' · AB = c · c · (a2 / c2) = a2. De macht van het punt A tov. cirkel Na is dus constant. De meetkundige plaats van de punten A is dus een concentrische cirkel (zie Hulpstelling 2) met middelpunt Na. Die cirkel (de eerste Neuberg-cirkel bij BC) gaat dus door A. De gespiegelde in BC van de eerste Neuberg-cirkel heeft dezelfde eigenschappen. ¨ | 
Opmerking
Zie natuurlijk ook Stelling 3 waarin voor zes gelijkvormige driehoeken
AiBC is aangetoond dat ze iso-Brocard-driehoeken zijn bij BC.
[einde Opmerking]
3. Eigenschappen van de
Neuberg-cirkels 
Een gevolg van (vervolg op) Stelling 3 is de stelling:
|  | 
 Bewijs: 
 | 
Opmerkingen
[1]
Deze stelling geeft een constructie van de Neuberg-cirkels die dus (min of meer)
onafhankelijk is van de Brocard-hoek. 
[2]
W+ ligt op cirkel C1 (zie Stelling 7, pagina
"Brocard-punten").
[einde Opmerkingen]
| Gevolg De machten van B en C tov. de (eerste) Neuberg-cirkel zijn gelijk aan a2. | 
Bewijs:
Zie de figuur bij Stelling 5.
Voor het punt B geldt: m(B, C2) = BC2 = BA · BA2
= m(B, Na)
Voor het punt C geldt: m(C, C1) = CB2 = CA5 · CA
= m(C, Na) ¨ 
| Stelling 6 Voor de straal na van de (eerste) Neuberg-cirkel door A (van driehoek ABC) geldt:  | 
Bewijs:
|  | m(B, Na) = a2 (de macht van B tov de
    Neuberg-cirkel; zie het Gevolg van Stelling 5). Maar ook geldt (per definitie): m(B, Na) = BNa2 - na2 Nu is in driehoek BNaC: BNaC = 2w (zie daarvoor het bewijs van Stelling 4; Na is het middelpunt van de boog op BC met A' = w). Zodat BNa = a / (2 sin w) en dus  waaruit het gestelde onmiddellijk volgt. ¨ | |
|  | We hebben nu ook: 
 Bewijs: | 
| Gevolg ONa · ONb · ONc = (a3b3c3) / (64F3) = R3 | 
Tenslotte:
| Stelling 8 De Neuberg-cirkel door A (bij BC) en de cirkels met middelpunten B en C en straal BC snijden elkaar loodrecht (het zijn orthogonaalcirkels). | 
Bewijs:
|  | We hebben reeds gezien (in Stelling 6), dat m(B, Na)
    = BNa2 - na2 Het Gevolg van Stelling 5 gaf: m(B, Na) = a2 Zodat a2 = BNa2 - na2 of a2 + na2 = BNa2 waaruit volgens de Stelling van Pythagoras volgt dat BQ _|_ QNa. Dus zijn de cirkels B en Na orthogonaalcirkels. Analoog voor cirkel C en cirkel Na. ¨ | 
|  | 
 
 
 Bewijs: 
 | ||
|  | 
 Bewijs: [volgt] ¨ Opmerking | 
5. Download

De figuren die gebruikt zijn in de CabriJavapplets en enkele andere figuren van deze
pagina kunnen via deze website in één bestand worden gedownload. De Cabri-macro NeubergCirkel.mac is ook in dit bestand opgenomen.
Klik hier om het downloaden te starten
(ZIP-bestand, ca 9kB).
