De macht van een punt tov. een cirkel
Zie ook het Cabri-werkblad "Machtlijn van twee cirkels".
- Definitie: macht van een punt
- Gevolgen
- Machtlijn
Machtpunt en machtcirkel - Constructie machtlijn
- Hoogtepunt
1. Definitie: macht van een punt
Definitie Onder de macht van een punt P ten opzichte van een cirkel met middelpunt M en straal R wordt verstaan het getal m(P) = d2 - R2 waarin d = PM. |
. | ||
figuur 1 | Uit deze definitie volgt
Opmerking |
Klik hier >< voor een CabriJavapplet van de macht van een punt ten opzichte van een cirkel.
Stelling 1 Een punt buiten een cirkel verdeelt alle koorden die bij verlenging door dat punt uitwendig in twee stukken met een constant product |
. | ||||
figuur 2a | Bewijs: Zij AB een koorde die bij verlenging door P gaat. Nu is hoek ATP = hoek SBP. Immers, beide omtrekshoeken staan op dezelfde boog AS. Dus is driehoek BPS gelijkvormig met driehoek TPA. Daaruit volgt BP/PS = TP/PA of
Het product van de stukken is dus constant. ¨ |
. |
Gevolg van Stelling 1 De macht van een punt buiten een cirkel is gelijk aan het kwadraat van de lengte van een raaklijnstuk uit dat punt aan die cirkel. In figuur 2b: PA x PB = PS2 . |
figuur 2b | Driehoek PSM is rechthoekig in S. Volgens de stelling van Pythagoras is dan: PS2 = PM2 - SM2 dus PS2 = d2 - R2 ¨ |
Ook voor een punt binnen de cirkel kunnen we eenzelfde eigenschap bewijzen.
Merk echter op, dat het punt P nu kan samenvallen met het middelpunt van de cirkel.
Stelling 2 Een punt binnen een cirkel verdeelt alle koorden door dat punt in twee stukken met een constant product. |
figuur 3a | Bewijs: Zij AB nu een koorde door het punt P. Als P samen valt met M is PA x PB = R2, dus constant. Valt P niet samen met M, dan bekijken we de driehoeken PAS en PBT. Hierin is hoek A gelijk aan hoek T, zodat geldt PAS » PTB. Hieruit volgt PA/PT = PS/PB. Of
Het product van de stukken is dus constant. ¨ |
Wegens de definitie van macht kunnen we dus stelling 1 en stelling 2 ook als volgt formuleren.
Opmerking
Rekentechnisch is de macht van een punt binnen een cirkel negatief (zie de definitie), immers d < R.
[einde Opmerking]
figuur 3b | Zie figuur 3b. In driehoek ABC geldt voor het hoogtepunt H: HA . HA' = HB . HB' = HC . HC'. [einde Gevolg] |
Stelling 4 De meetkundige plaats der punten waarvoor het verschil van de kwadraten der afstanden tot twee gegeven punten constant (c2) is, is een loodlijn op de lijn door deze twee punten. |
Bewijs:
Zijn de twee gegeven punten M en N, waarbij MN = d, en is l de lijn door M en N
We tonen eerst aan, dat op l een punt S ligt dat tot de meetkundige plaats
behoort (zie figuur 4).
Voor S moet dan gelden SM2 - SN2 = c2. Hieruit volgt, dat
SM > SN, zodat S alleen kan liggen op het verlengde van MO, waarbij O het midden is van
MN.
Stellen we SM = x, dan geldt voor elk punt S op het verlengde van MO: SM = ½d + x en SN =
| ½d - x |.
figuur 4 | Nu is SM2 - SN2 = (½d + x)2 - (½d - x)2
= 2dx Wil S op de meetkundige plaats liggen, dan moet dus voldaan zijn aan 2dx = c2 of x = c2/(2d) Er ligt dus inderdaad een punt (S) van de meetkundige plaats op de lijn l. Zij
nu de lijn m door S loodrecht op l. |
PM2 - PN2 | = (SP2 + SM2) - (SP2 + SN2) = SM2 - SN2 = c2 |
Dus voor elk punt P van de lijn m is PM2 - PN2 = c2
Omgekeerd: Stel Q is een punt dat niet op l ligt en waarvoor geldt QM2
- QN2 = c2 (zie ook figuur 4)
Is S' het voetpunt van de loodlijn uit Q op l, dan is
S'M2 - S'N2 = (QM2 - S'Q2) -
(QN2 - S'Q2) = QM2 - QN2 = c2.
Het punt S' valt dus samen met het punt S, want het enige punt op l waarvor die
relatie geldt, is het punt S.
Hieruit volgt weer dat de loodlijn uit Q samenvalt met m, zodat Q dus een punt is
van m.
De lijn m is dus de meetkundige plaats van de punten P, waarvoor geldt PM2 - PN2 = c2. ¨
Met behulp van stelling 4 kunnen we een stelling bewijzen over de macht van een punt ten opzichte van twee cirkels.
Klik hier voor een CabriJavapplet van de machtlijn van twee cirkels.
Bewijs: We onderscheiden twee gevallen: (1) R1 ¹ R2 en (2) R1 = R2, waarbij R1 de straal is van de cirkel met middelpunt M en R2 de straal is van de cirkel met middelpunt N (zie figuur 5).
figuur 5 | (1) R1 ¹ R2; we kunnen
hierbij onderstellen, dat R1 > R2. Berekening van R12 - R22 levert nu een positief getal; stel dat gelijk aan c2. Heeft het punt P gelijke machten ten opzichte van de cirkels en noemen we PM = d1 en PN = d2, dan is d12 - R12 = d22 - R22 Waaruit volgt, dat d12 - d22 = R12 - R22 = c2. Volgens stelling 4 is nu de meetkundige plaats van de punten P een loodlijn op de lijn l (de centraal). |
(2) R1 = R2 (= R)
Heeft P gelijke machten ten opzichte van beide cirkels, dan is
d12 - R2 = d22 -
R2
Waarut volgt d12 = d22. Dus d1 = d2.
In dit geval is de meetkundige plaats van de punten P (zoals bekend) de middelloodlijn van
het lijnstuk MN. ¨
Opmerking
Bij twee concentrische cirkels kunnen we geen enkel punt P bepalen met gelijke machten
tov. beide cirkels Immers, met PM = PN = d vinden we nu
m(P, M) = d2 - R12
m(P, N) = d2 - R22
Hieruit zou volgen, dat de beide cirkels gelijke stralen hebben. Er is dus geen sprake van
twee cirkels.
[einde Opmerking]
Gevolg
Als twee cirkels elkaar snijden, dan hebben de snijpunten een macht 0 ten opzichte van
beide cirkels.
· De machtlijn van twee snijden cirkels gaat dus door de
snijpunten van die cirkels
Als twee cirkels elkaar raken, dan heeft het raakpunt een macht 0 ten opzichte van beide
cirkels.
· De machtlijn van twee rakende cirkels is dus de
gemeenschappelijke raaklijn van beide cirkels.
Zie paragraaf 3b voor de constructie van de machtlijn als de
cirkels elkaar niet snijden.
[einde Gevolg]
Stelling 6 De machtlijnen van drie cirkels waarvan de middelpunten niet collineair zijn, gaan door één punt. Dit punt is het machtpunt van de drie cirkels. |
Bewijs: (zie figuur 6)
figuur 6 | De middelpunten M1, M2, M3 zijn niet
collineair, dus de lijnen l12, l13, l23
(de centralen) snijden elkaar. De lijnen m12 en m23, die loodrecht staan op l12 en l23 snijden elkaar dus ook. Zij dit snijpunt het punt P. P heeft nu niet alleen gelijke machten ten opzichte van cirkel M1 en cirkel M2 (P ligt op m12), maar ook ten opzichte van cirkel M2 en cirkel M3 (P ligt op m23). Hieruit volgt, dat P dus ook
gelijke machten heeft ten opzichte van cirkel M1 en cirkel M3. |
Opmerkingen
[1]
Stelling 6 is onder andere van betekenis bij de oplossing van het
algemene geval van het Raakprobleem van Apollonius (constructie
van de cirkels die raken aan drie gegeven cirkels).
[2]
De cirkel met het machtpunt als middelpunt die de drie cirkels loodrecht
snijdt heet machtcirkel van de drie cirkels.
Over de machtcirkel in samenhang met de pooltheorie staat een stelling op de pagina "Pool en poollijn".
[einde Opmerkingen]
4.
Constructie van de machtlijn
We kunnen het machtpunt van drie cirkels gebruiken
voor een eenvoudige constructie van de machtlijn van twee cirkels, in ieder geval te
gebruiken als de cirkels elkaar niet snijden.
- Kies een derde cirkel die beide gegeven cirkels snijdt.
- Bepaal de machtlijnen van deze cirkel met de gegeven cirkels.
- Bepaal het snijpunt van deze machtlijnen (dit is het machtpunt van de drie cirkels).
- Laat een loodlijn neer uit dit punt op de centraal van de gegeven cirkels.
Deze loodlijn is de machtlijn van de gegeven cirkels.
Klik hier voor een CabriJavapplet van bovenstaande constructie.
Opmerking]
Zie ook de pagina "Gelijkvormigheid bij
cirkels" voor een andere constructie van de machtlijn (met inversie).
[einde Opmerking]
5. Hoogtepunt
van een driehoek
Stelling 6 geeft in een andere configuratie een eenvoudig bewijs van de
concurrentie van de hoogtelijnen van een driehoek:
Stelling 7 De hoogtelijnen van een driehoek gaan door één punt, het hoogtepunt van de driehoek. |
Bewijs: (zie figuur 7)
figuur 7 | De machtlijnen van de drie cirkels met de zijden van de driehoek als
middellijn gaan door één punt. De machtlijnen zijn de hoogtelijnen van driehoek ABC. ¨ Opmerking |
Stelling 7 kan ook iets algemener worden geformuleerd.
Stelling 8 Het hoogtepunt van een driehoek is het machtpunt van de drie cirkels op hoektransversalen door de hoekpunten van die driehoek. |
Bewijs: zie figuur 8.
figuur 8 | De punten Y (op AC) en Z (op AB) bepalen twee hoektransversalen. De punten Mb en Mc zijn de cirkels met BY en CZ als middellijn. Deze cirkels snijden elkaar in P en Q. De lijn PQ gaat nu door het punt H. De cirkels snijden de zijden behalve in Y en Z ook
nog in B' en C' (de voetpunten van de hoogtelijnen uit B en C). Kiezen we nu een derde hoektransversaal (door A), dan is H dus het machtpunt van de drie cirkels. ¨ |
Klik hier voor een CabriJavapplet van Stelling 8.