Tucker-cirkels
Overzicht ][ Isogonalen | Koordenvierhoek | Meetkunde
- Inleiding
- Parallel en antiparallel, Tucker-zeshoek
Stelling 1 - Tucker-cirkel
Stelling 2
Stelling 3 - Lemoine-cirkels zijn Tucker-cirkels
Stelling 4 - De Taylor-cirkel
Stelling 5 - Cirkel van Adams
Stelling 6 - Referenties
- Download
- | het begrip antiparallel; zie hiervoor de pagina's "Isogonale verwantschap" en het Cabri-werkblad "Parallel en antiparallel"; |
- | theorie der koordenvierhoeken; zie hiervoor de pagina "Koordenvierhoeken". |
We kunnen in een driehoek op twee manieren een met die driehoek gelijkvormige driehoek
construeren die tevens een hoek met die driehoek gemeenschappelijk heeft.
Zie hiervoor figuur 1.
figuur 1a | figuur 1b |
parallellen | antiparallellen |
We zullen de combinatie van deze eigenschappen in de volgende paragrafen aan een nader onderzoek onderwerpen.
2. Parallel en antiparallel, Tucker-zeshoek
|§| Klik hier om deze vraag te beantwoorden met behulp van een animatie met CabriJava.
figuur 3 | We zien dat dan ook R met R' samenvalt. We kunnen de zeshoek S1PS2RS3Q dan volledige doorlopen. De figuur "sluit" dus na Q weer in S1. |
|§| Klik ook nu weer op voor een onderzoek met CabriJava.
Definitie Een (niet noodzakelijk convexe) zeshoek, waarvan de hoekpunten twee aan twee op de zijden van een driehoek liggen en waarvan de zijden afwisselend parallel en antiparallel zijn met de zijden van die driehoek, heet Tucker-zeshoek (zie figuur 4a). De Tucker-zeshoek is genoemd naar Robert Tucker, die deze eigenschap in 1883 vermeldde. |
Stelling 1 Elk punt van een zijde van een driehoek bepaalt een Tucker-zeshoek. |
Bewijs: zie figuur 4a en figuur 4b.
figuur 4a | figuur 4b | |
We hebben in het laatste onderzoek gezien, dat de antiparallelle zijden
van de zeshoek aan elkaar gelijk zijn (in de hoekpunten van de driehoek hebben we dus
congruente driehoekjes). We zullen dat eerst bewijzen. We bewijzen dat PQ = RS. In figuur 4b zien we dat de hoeken bij P, Q, S en V van wege de (anti)parallelliteit van de lijnstukken gelijk zijn aan hoek C. Vierhoek PQRS is een trapezium met gelijke basishoeken. Dus PQ = RS. |
We passen nu het "Tucker-proces" als volgt toe: PQ/a/AC, QR//AB, RS/a/BC,
ST//AC en TU/a/AB.
We verbinden vervolgens U en P, en bewijzen dat UP//BC. Zie verder figuur
4c.
figuur 4c | Nu is in vierhoek PQTU hoek PQT gelijk aan UTQ, terwijl PQ gelijk is aan
UT. Hieruit volgt dan eenvoudig, dat UP//BC. ¨ |
3.
Tucker-cirkel
Een Tucker-zeshoek heeft echter nog een bijzondere eigenschap.
|§| Klik hier om deze eigenschap te bekijken met CabriJava.
Stelling 2 De hoekpunten van een Tucker-zeshoek liggen op een cirkel. |
Bewijs: zie figuur 5.
figuur 5 | PQRS is een gelijkbenig trapezium en dus een koordenvierhoek. De buitenhoek van vierhoek PQTS bij S is gelijk aan de binnenhoek bij T (beide zijn gelijk aan hoek C van de driehoek). Ook PQTS is dus een koordenvierhoek. Deze koordenvierhoeken hebben als omgeschreven cirkel die van driehoek PQS. De punten P, Q, R, S, T zijn dus conclyclisch. Maar ook vierhoek PQTU is een koordenvierhoek (gelijkbeing trapezium). Ook U ligt dus op deze cirkel. ¨ |
. |
Definitie De omgeschreven cirkel van een Tucker-zeshoek heet Tucker-cirkel. |
Elk punt op een zijde van een driehoek bepaalt een Tucker-zeshoek, dus ook een
Tucker-cirkel.
We hebben dus een verzameling middelpunten van Tucker-cirkels.
Een ontaarde Tucker-cirkel kunnen we vinden als we figuur 6 beschouwen.
figuur 6 | Wat gebeurt er met de Tucker-cirkel als P (op AB) naar het punt B nadert? Dan nadert Q ook naar B, terwijl de punten R en S naar A en de punten T en U naar C naderen. In dit geval nadert de Tucker-cirkel dus tot de omcirkel van driehoek ABC. Het middelpunt T van de Tucker-cirkel nadert dan tot het middelpunt O van de omcirkel. Vraag |
Conclusie
We kunnen de omcirkel van een driehoek beschouwen als een Tucker-cirkel waarbij
de bijbehorende hoekpunten van de Tucker-zeshoek samenvallen met de hoekpunten van de
driehoek.
|§| Klik hier om de gehele verzameling Tucker-middelpunten te onderzoeken.
Dit onderzoek leidt dan tot de volgende stelling:
Stelling 3 De middelpunten van Tucker-cirkels liggen op de lijn KO, waarbij K het punt van de Lemoine is en O het omcentrum van de driehoek. |
Bewijs: zie figuur 7.
figuur 7 | De lijnen door de middens van de gelijke lijnstukken PU, ST en QR zijn
symmedianen (zie hiervoor de pagina "Isogonale verwantschap",
Stelling 5). Ze gaan dus door één punt, K, het punt van Lemoine. PUTS is een gelijkbenig trapezium. De lijn LM is daarin middenparallel; LM // AB. Driehoek ABC is nu direct-gelijkvormig (homothetisch) met driehoek LMN; het centrum is het punt K en de factor zij m. De omcirkel van driehoek ABC gaat daarbij over in de omcirkel van driehoek LMN. Zij W het centrum van deze cirkel. Het punt W ligt dus op KO! We bekijken nu de lijnen LW en AO (AO snijdt PU in V). |
In driehoek AOB is ÐAOB = 2g.
Dus, ÐOAB = ½(180º-2g) = 90º-g.
Maar ook ÐAPU (in driehoek PAU) is gelijk aan g (PU /a/ BC).
Zodat in driehoek APV: ÐV = 90º.
figuur 8 | Maar dan is ook hoek PLW = 90º, immers LW en AO zijn evenwijdig vanwege
de homothetie met centrum K. Met andere woorden: WL ^ PU, waaruit volgt, dat WP = WU. Maar ook PU = ST = QR, terwijl L, M en N op een cirkel liggen. Hieruit volgt eenvoudig, dat W het middelpunt is van de Tucker-cirkel PQRTSU. Het middelpunt (W) van deze Tucker-cirkel ligt dus op KO. ¨ |
4.
Lemoine-cirkels zijn Tucker-cirkels
Naast de omgeschreven cirkel van een driehoek (zie de Conclusie in
paragraaf 3) zijn er nog twee bijzondere Tucker-cirkels, de zogenoemde cirkels van
Lemoine.
De eerste cirkel van Lemoine krijgen we als de zijden van de
Tucker-zeshoek die parallel zijn met de zijden van de driehoek, door het
punt van Lemoine gaan (zie figuur 9a).
De tweede cirkel van Lemoine vinden we als de zijden van de
Tucker-zeshoek die antiparallel zijn met de zijden van de driehoek, door
het punt van Lemoine gaan (zie figuur 9b).
De tweede Lemoine-cirkel wordt ook wel aangeduid met cosinus-cirkel (zie Opmerking na het Bewijs [2] van Stelling 4).
figuur 9a | figuur 9b | |
eerste cirkel van Lemoine - parallel | tweede cirkel van Lemoine - antiparallel |
Stelling 4 De beide Lemoine-cirkels zijn Tucker-cirkels. |
Bewijs:
[2]
Eerst het bewijs voor de tweede cirkel. Dat bewijs is het meest
elementair (zie figuur 9b).
De lijn AK deelt de zijde van de voetpuntsdriehoek van ABC midden door. K is dus het
midden van SR:
KS = KR. Evenzo ook: KP=KQ en KT=KU.
In driehoek KUR is:
ÐU = ÐB (van driehoek ABC), immers
UT /a/ AB
ÐR = ÐB (van driehhoek ABC),
immers SR /a/ BC.
Dus KU = KR.
Waaruit eenvoudig volgt dat KP=KQ=KR=KS=KT=KU. Dus K is middelpunt van de cirkel PQRSTU.
Gevolg:
Kijkend naar driehoek KST. Hierin is ÐT gelijk aan ÐB. ÐUTC = ÐA,
zodat ÐBTS = ÐC.
Dus: ST // AC.
De andere zijden van de zeshoek zijn dus evenwijdig aan de zijden van driehoek ABC.
PQRSTU is dus een Tucker-zeshoek. ¨
Opmerking
In driehoek KUR is, zoals opgemerkt, ÐU = ÐB.
Voor UR hebben we dan UR = 2r.cosB (waarin r de straal is van de tweede
Lemoine-cirkel).
Zo vinden we ook PS = 2r.cosC en TQ = 2r.cosA, zodat voor de koorden die
de tweede Lemoine-cirkel afsnijdt op de zijden van de driehoek, geldt:
TQ : UR : PS = cosA : cosB
: cosC
Vandaar ook de naam cosinuscirkel voor de tweede Lemoine-cirkel.
[einde Opmerking]
[1]
Vervolgens het bewijs voor de eerste cirkel.
We zullen aantonen, dat de niet-evenwijdige zijden van de zeshoek PQRSTU antiparallel zijn
met de zijden van driehoek ABC.
figuur 9c | APKU is een parallellogram. AK snijdt PU dus in het midden L. Stel PU is niet antiparallel met BC. Dan kunnen we PU' antiparallel tekenen met BC. Maar dan is ook L' het midden van PU' (eigenschap van de symmediaan AK). In driehoek PUU' is dus LL' de lijn die de middens van de zijden PU en PU' verbindt. Dus: LL' // UU'. Maar dit is onmogelijk. Dus is PU wel antiparallel met BC. Hetzelfde geldt voor de andere niet-evenwijdige zijden van de zeshoek. PQRSTU is dus een Tucker-zeshoek. ¨ |
figuur 9d | De gelijkvormigheidsfactor m, genoemd in het bewijs van Stelling 3, is in dit geval gelijk aan ½. Het middelpunt W van de eerste Lemoine-cirkel is dus het midden van het lijnstuk KO, waarbij O het omcentrum van driehoek ABC is. Klik hier voor een animatie waarmee de ligging van de middelpunten van de beide Lemoine-cirkels kan worden bekeken. Opmerking |
[einde Gevolg]
5. De
Taylor-cirkel
We hebben in Stelling 1 gezien, dat elk punt van een zijde van een
driehoek een Tucker-zeshoek, en dus ook een Tucker-cirkel bepaalt.
Het aantal "bijzondere" Tucker-cirkels is echter niet groot.
We bekijken in deze paragraaf de zogenoemde Taylor-cirkel van een
driehoek.
Klik hier voor een animatie met CabriJava.
figuur 10 | In figuur 10 zijn de punten A', B', C' de voetpunten van de hoogtelijnen
uit A, B, C. Uit deze punten zijn loodlijnen neergelaten op de zijden van de driehoek. De voetpunten van deze loodlijnen vormen een Tucker-zeshoek en liggen dus op een Tucker-cirkel. Deze Tucker-cirkel heet de Taylor-cirkel van de driehoek. Het middelpunt van de cirkel heet Taylor-punt van de driehoek. |
Stelling 5 De Taylor-cirkel van een driehoek is een Tucker-cirkel. |
figuur 11 | We bewijzen allereerst dat de lijnen PQ, RS en TU antiparallel zijn met
de zijden. In de rechthoekige driehoek AA'C is ÐAA'R = ÐC, immers A'R is hoogtelijn in die driehoek. Vierhoek ASA'R is een koordenvierhoek (twee overstaande rechte hoeken). Dus: ÐASR = ÐAA'R (omtrekshoeken op gelijke bogen). Dus: RS /a/ BC. Evenzo zijn ook de andere genoemde zijden van de zeshoek antiparallel met de zijden van de driehoek. Hieruit volgt in ieder geval dat ÐUTQ = ÐPQT = ÐA. |
We zullen nu aantonen, dat PQ = TU. Immers, is dit het geval, dan is
PUQT een gelijkbenig trapezium.
Zie hiervoor figuur 12.
figuur 12 | We berekenen de lengte van RS (de derde van de drie antiparallelle zijden
van de zeshoek). B' en C' zijn voetpunten van hoogtelijnen. Dus: B'C' /a/ BC, zodat B'C' // RS. In driehoek ARS is dan RS : B'C' = AS : AC' ......(1) Maar ook, in driehoek AA'S: AS : AC' = A'S : HC' = AA' : AH ......(2) Uit (1) en (2) volgt dan: RS : B'C' = AA' : AH, zodat |
RS = AA' . (B'C'/AH) ......(3)
Nu is AC'HB' een koordenvierhoek, zodat ÐAC'B' = ÐAHB' (in figuur 12 aangegeven met y).
In driehoek AB'C' hebben we dan: B'C'/sin A = AB'/sin y.
Maar in driehoek AHB' is sin y =AB' / AH, waaruit we dus vinden:
B'C'/sin A = AH ......(4)
(4) samen met (3) geeft dan:
RS = AA' . sin A ......(5)
Zij V nu de oppervlakte van driehoek ABC. Dan is V = ½AA' . BC, zodat
AA' = 2V/a (a is de lengte van BC).
Dus, uit (5):
RS = 2V sinA/a
Volgens de sinusregel is sinA/a = 1/(2R), waarin R de straal van de omcirkel is van
driehoek ABC.
Zodat uiteindelijk:
RS = V/R
Dus ook PQ = V/R en UT = V/R, zodat PQ = UT.
Waarmee Stelling 5 geheel bewezen is. ¨
Opmerking
De cirkel is genoemd naar H.M.Taylor (1842-1927) die erover publiceerde
in 1882. Eerder zijn er echter ook publicaties over deze cirkel geweest, oa. in 1879 door Catalan
(Eugène Charles Catalan, 1814-1894, België).
[einde Opmerking]
Klik hier voor een animatie met CabriJava.
figuur 13 | In figuur 13: - G is het punt van Gergonne; dit is het snijpunt van de verbindingslijnstukken van de hoekpunten naar de raakpunten van de incirkel met de zijden; - A'B'C' is de Gergonne-driehoek van driehoek ABC; - B2C1 // B'C', C1A2 // C'A', A1B2 // A'B'; alle lijnen gaan door G; - de lijnen B2C1, C1A2 en A1B2 bepalen de driehoek A"B"C". Klik hier
voor een eigenschap van het Gergonne-punt en de Gergonne-driehoek. |
. |
Opmerking
Adams publiceerde over de naar hem genoemde cirkel in zijn boek "Die Lehre
von den Transversalen in ihrer Anwendung auf die Planimetrie. Eine Erweiterung der
euklidischen Geometrie" (Steiner, Winterthur).
[einde Opmerking]
Bewijs: zie figuur 14a.
figuur 14a | [6.1] Bekijk de vierhoek A1A2B1B2. CA' = CB' (gelijke raaklijnstukken uit C aan de incirkel). Driehoek CA'B' is dus gelijkbenig. A2B1 // A'B'. Zodat ook driehoek CA2B1 gelijkbenig is. Hieruit volgt dat A'A2 = B'B1 (en dus op dezelfde manier B'B2=C'C1 en C'C2=A'A1). |
|
figuur 14b | Zie nu verder figuur 14b. We tekenen door A een lijn evenwijdig met BC. De lijnen AB' en A;C' snijden deze lijn in opvolgend P en Q. Nu zijn de driehoeken APB' en AQC' gelijkbenig (beide met top A). Omdat AC'=AB' geldt AP=AQ. De lijn A"A is dus zwaartelijn van driehoek A'PQ. Bij de vermenigvuldiging met centrum A' en factor A'G/A'A gaat het lijnstuk PQ over in een lijnstuk P'Q' (door G). Nu zijn A'A2GP' en A'A1GQ' parallellogrammen, waaruit volgt dat |
|
figuur 14c | A'A2 = GP' = GQ' = A'A1 (analoog voor de andere lijnstukjes). Dus A1A2 = B1B2, waardoor driehoek CA1B2 gelijkbenig is. De lijn A1B2 is dus evenwijdig met A2B1 (wordt gebruikt bij het bewijs van Stelling 6.2). Zie verder figuur
14c. |
[6.2]
Uit het eerste deel van het bewijs weten we: A1B2
// A2B1 (en ook A2C1//A1C2, B1C2//B2C1).
We bekijken nu de vermenigvuldiging met centrum G en factor 2.
Hierdoor gaan de driehoek A'B'C' over in driehoek A"B"C".
G is het symmediaanpunt van driehoek A'B'C' (zie hiervoor de pagina "Gergonnepunt en -driehoek"); dus G is ok het symmediaanpunt
van A"B"C".
[6.3]
De lijnen A2B1, A1C2 en B2C1
gaan door het symmediaanpunt van A"B"C' en zijn evenwijdig met de zijden
daarvan.
De punten A1, A2, B1, B2, C1, C2
vormen dus de eerste Lemoine-cirkel van driehoek A"B"C" (zie Stelling 4). ¨
[1] | Lemoine-cirkels |
De beide Lemoine-cirkels komen ook aan de orde op het Cabri-werkblad "Parallel en antiparallel". Er bestaat een verband tussen de eerste cirkel van Lemoine, de beide punten van Brocard en een Miquel-punt. Zie voor dit verband de pagina "Verband tussen de punten van Brocard, ...". |
|
[2] | Isogonale verwantschap, antiparallel |
Een algemene inleiding hiervan is te vinden op de pagina "Isogonale
verwantschap". Op die pagina wordt eveneens ingegaan op het punt van Lemoine. |
|
[3] | Taylor-cirkel |
Zie voor enkele andere eigenschappen van de Taylor-cirkel de betreffende pagina op website van Wolfram Research. | |
[4] | Brocard-driehoek |
Op de pagina "Brocard-driehoeken" wordt het Gevolg van Stelling 4 gebruikt om een eigenschap van de Brocard-cirkel te bewijzen. |
8. Download
De Cabri-figuren die gebruikt zijn bij de animaties op deze pagina kunnen via deze website
in één bestand worden gedownload.
Klik hier om het downloaden te starten [ZIP-bestand, ca. 6Kb].