De logaritmische spiraal
Overzicht ][ Gulden snede | Meetkunde
Zie ook de pagina "Cabri-FAQ 28 - Hoe teken je een spiraal?"
- Poolcoördinaten
- Roteren en vermenigvuldigen
- Logaritmische spiraal
- Eigenschappen
- Loxodromen
- De logaritmische spiraal en de gulden rechthoek
- Draaivermenigvuldiging
- Vermenigvuldigings- en rotatiecongruent
- De logaritmische spiraal en de gulden driehoek
- Referenties
figuur 1 | De plaats van een punt P in een vlak kan niet alleen worden vastgelegd door een tweetal coördinaten (x, y) tov. een orthonormaal assenstel, maar ook door de afstand r van P tot het punt O en de hoek t die OP maakt met de positieve x-as. |
Deze coördinaten heten de poolcoördinaten van P: (r, t). Het
verband tussen beide soorten coördinaten is als volgt:
2. Roteren en vermenigvuldigingen
We beschouwen nu de volgende afbeeldingen van het vlak op zichzelf:
R: (r, q ) ® (r, q + v) waarbij v continu verandert over de verzameling R van de reële getallen
Het beeld van het punt (a,0) is dan de cirkel r = a.
R heet continue rotatie.
V:
(x,y) ® (vx, vy) waarbij v continu verandert over de verzameling R van de reële getallenHet beeld van (a,0) is dan de positieve x-as, als v > 0).
V heet continue vermenigvuldiging.
De afbeelding D = VR heet continue draaivermenigvuldiging.
We laten nu de vermenigvuldigingsfactor v afhangen van de grootte van de rotatiehoek t:
m is de factor bij de draaiing over een hoek van 1 rad;
dus:
m2 is de factor bij draaiing over een hoek van 2 rad;
algemeen:
mv is de factor bij draaiing over een hoek van v rad.
Door D = VR wordt het algemene punt (r, q ) afgebeeld op het
punt (mvr, q + v).
Voor het beeldpunt van (a,0) hebben we dan:
Eliminatie van v hieruit geeft:
Deze poolvergelijking is de vergelijking van een kromme lijn.
De verzameling beeldpunten van het punt (a,0) heet logaritmische spiraal,
ook wel equiangulaire spiraal (zie figuur 2).
figuur 2 | In figuur 2 is OA = a en m = 1,19. Het punt X ligt op de x-as. Het punt X ligt op de cirkel (O,OA) zodat bg(OX) = t = OX (gericht). Het punt Y ligt zo, dat OY = mq . OX. De meetkundige plaats van het punt Y is dan de logaritmische spiraal (bij m). Het punt O heet de pool van de spiraal. Het lijnstuk OA heet de hoofdstraal. |
[1]
figuur 3 | Zij P (r, q ) een punt van de spiraal. De hoek tussen de raaklijn in P aan de spiraal en de voerstraal OP zij f . Nu is dr/dq = a . mq . ln(m) = r . ln(m) (1) Zijn P en P twee punten van de spiraal, waarbij P zo gelegen is, dat de raaklijn p in P de limietstand is van de lijn PP als P naar P nadert (zie figuur 3). In deze figuur is PN loodrecht op OP. |
Dan geldt:
sin(D q ) = PN/r, zodat PN = r.sin(D q ).
Voor kleine D q is sin(D q ) = D q , zodat ook PN = r. D q .
Nu vinden we eenvoudig:
(2)
Uit (1) en (2) vinden we dan tan f = 1 / ln(m).
De hoek f (de hoek tussen brandpuntvoerstraal en raaklijn) is
dus constant. Vandaar dat ook de naam equiangulaire spiraal (in figuur 2 is de hoek f ongeveer 80°).
Een andere schrijfwijze voor de poolvergelijking luidt op basis hiervan: r = aeq . cot ( f ).
[2]
Stelling De logaritmische spiraal wordt door een vermenigvuldiging tov. zijn pool met de factor m2p afgebeeld op zichzelf. |
Bewijs:
r. m2p = a mt . m2p = a . mt+2p .¨
Zie ook de paragraaf Loxodromen.
[3]
Stelling De logaritmische spiraal gaat door inversie tov. de cirkel (O, a) over in een logaritmische spiraal die het spiegelbeeld is van de oorspronkelijke spiraal in de hoofdstraal. |
Bewijs:
figuur 4 | Zij Y het beeld van Y bij de bedoelde inversie. Dan geldt (per definitie): OY . OY = a2. Dus: OY = a2 / OY = a2 / r = a2 / (amq ) = am-q . Het
punt Y is dus het spiegelbeeld van een punt Ys van de oorspronkelijke
spiraal in OA (de x-as). |
[4]
We passen de vermenigvuldiging V(O,m) toe op de spiraal. We krijgen dan een nieuwe spiraal V(S).
Hiervoor geldt:
r = m . amt = amt+1.
Maar hieruit volgt dus, dat voor de spiraal V(S) ook geldt dat deze kan ontstaan door een rotatie R(O,1).
Dus: V(S) = R(S).
Door de afbeelding VinvR gaat de spiraal dus over in zichzelf.
Gevolg
Als een spiraal wordt rondgedraaid, lijkt hij groter of kleiner te worden.
In onderstaande figuur zijn de inversen van de spiraal tov. van een cirkel getekend.
Deze kromme lijnen heten loxodromen.
figuur 5a | figuur 5b |
willekeurige inversiecirkel |
middelpunt van de inversiecirkel op de spiraal |
figuur 5c | |
In figuur 5c is het middelpunt van de inversiecirkel
het puntspiegelbeeld van A in O. Verder gaat de inversiecirkel door het punt O. Opmerking [einde Opmerking] |
6. De logaritmische spiraal en de gulden rechthoek
We gaan uit van de gulden rechthoek ABCD. Hierin is dus AD = p . AB, waarbij p = (1 + Ö5)/2 (zie hiervoor de pagina "Gulden snede").
We merken nog op, dat voor p geldt: p2 p 1 = 0.
We kiezen op AD het punt A1 en op BC het punt B1,
met AA1 = AB = A1B1. Van de rechthoek
is dus een vierkant afgesneden. Nu is A1D = AD AB = p.AB AB = (p 1)AB. Vermenigvuldiging van beide leden met p geeft nu: p . A1D = (p2 p)AB. Wegens de "gulden snede" is nu p2 p = 1, zodat ook CD = AB = p . A1D. A1B1CD is dus eveneens een gulden rechthoek. |
Van deze gulden rechthoek kunnen we weer een vierkant afsnijden, waardoor er weer een
gulden rechthoek overblijft.
We krijgen daardoor dus een rij gulden rechthoeken:
ABCD, A1B1CD, A2B1CD1, A2B1C1D2,
(zie figuur 6b).
figuur 6b | figuur 6c |
Uit de constructie van de rij rechthoeken volgt, dat er een vermenigvuldiging V = (C, k)
bestaat zodat V(ABCD) = A2B1CD1.
Uitgaande van AB = 1, is de vermenigvuldigingsfactor k gelijk aan AD/A2D1 = p/A1D = p / (p
1) = p2, immers
p2 p = p(p 1) = 1.
Gevolg
De punten A, A2 en C zijn collineair.
Hulpstelling In de gulden rechthoek ABCD, waarin ABEF een vierkant is, geldt AC_|_DE. |
Bewijs:
figuur 6d | Uit de gelijkvormigheid van de rechthoeken ABCD en ECDF volgt dat daarin
BAC = CED. De driehoeken ABC en ECS hebben daardoor twee gelijke hoeken, zodat ABC~ESC.
Hoek S is dus recht. ¨ |
We bekijken nu in de gulden rechthoek ABCD de tweede rechthoek A1B1CD. Nu geldt volgens de hulpstelling dat AC _|_ B1D (zie figuur 7).
figuur 7 | Zij nu O het snijpunt van AC en B1D. Passen we nu op ABCD een vermenigvuldiging V toe met centrum O en factor f = 1/p dan is V(ABCD)=ABCD. Nu is: AD = CD en AB = A1D. Bij de rotatie R=(O, -90°) hebben we dus: R(ABCD)=DA1B1C. |
Zij nu F de samengestelde afbeelding van R en V, dus F = RV, dan is:
F(A) = D; F(B) = A1; F(C) = B1; F(D) = C.Verder hebben we:
OD = 1/p . OA, of OA = p . OD en ook
A1A = p.A1D, zodat
OA : A1A = OD : A1D
of
OA : OD = A1A : A1D
Volgens de omgekeerde bissectricestelling is dan OA1 is de bissectrice van hoek
AOD.
Zodat:
De lijnen A1C1 en BD1 gaan door O en delen de hoeken
tussen B1D en AC middendoor.
De afbeelding F toegepast op de rij van gulden rechthoeken geeft dan de volgende rijen van
toegevoegde punten:
I : B ®
A1 ® D1 ® C1 ®
B2 ®
I I : A ®
D ® C ®
B1 ® A2 ®
De afbeelding F is een draaivermenigvuldiging met centrum O, factor 1/p en hoek -90° .
De inverse afbeelding van F is dus ook een draaivermenigvuldiging met centrum O,
factor p en hoek +90° .
Overgang op poolcoördinaten (met pool O) geeft nu:
F : P(r, q ) ® P(p / r, q - p /2)
Finv: P(r, q ) ®
P(p . r, q + p
/2)
waarbij we OD1 als x-as kiezen en OD1 = 1.
De poolcoördinaten van de punten uit serie I hierboven zijn dan:
B(p2, p ); A1(p, ½ p
); D1(1,0); C1(1/p, - ½ p ); B2(1/p2,
- p );
Voor deze puntenrij hebben we dan de algemene formule:
r = pn met q = ½ p n (n geheel)
De poolcoördinaten van de punten uit rij I voldoen dus aan: r = p2 q / p
We hebben nu dus bewezen:
figuur 8a |
|
||
figuur 8b | Gevolg Ook de punten A, D, C, B1, liggen op een logaritmische spiraal (zie ook de volgende paragraaf). Kiezen we weer O als pool en nu OB1 als hoofdstraal (met OB1 = 1), dan hebben we: A(p3, 3p /2); D(p2, p ); C(p, p /2); B1(1, 0), De poolvergelijking van deze spiraal is dan ook nu (maar nu tov. de hoofdstraal OB1): r = p2 q / p . Beide spiralen zijn dus congruent. |
8. Vermenigvuldigings- en rotatiecongruentie
We kiezen de dragers van de lijnstukken OD1 (OD1 = 1) en OA1 als assen van een coördinatenstelsel.
figuur 9 | Op basis van de in de vorige paragraaf gevonden poolcoördinaten vinden
we nu als rechthoekige coördinaten: B2(-p-2, 0), C1(0, -p-1), A1(0, p), B(-p2, 0). De lijnen B2A1 en C1B hebben dan opvolgend de vergelijkingen: Op basis van de eigenschappen van p hebben we dan voor het snijpunt van beide lijnen: |
B1(- ½, - ½ ) of in poolcoördinaten B1(Ö
½, -3p /4).
De punten A2, B1, C, D en A liggen dus op de spiraal r = 2- ½ pn
met opvolgend de argumenten -5p /4 (n = -1), -3p /4 (n=0), -p /4 (n=1), p /4 (n=2), 3p /4 (n=3).
In dit geval geldt dat q = ¼ (2n 3) p
, waaruit volgt dat n = 2q /p +1½.
De tweede spiraal kan zodoende geschreven worden als r = 2- ½ p2q /p +1½.
Gevolg
Deze spiraal kan uit de eerste spiraal worden verkregen door een vermenigvuldiging
tov. O met de factor a = 2- ½ p1½.
Maar ook: de tweede spiraal kan uit de eerst spiraal worden door een rotatie over
de hoek plog(a).
Met andere woorden:
Beide spiralen zijn vermenigvuldigings- en rotatiecongruent.
9. De logaritmische spiraal en de gouden driehoek
Op dezelfde manier waarop hierboven de logaritmische spiraal is geconstrueerd in de gulden rechthoek, kan een logaritmische spiraal toegevoegd worden aan een gulden driehoek.
figuur 10 | De driehoeken ABC, BCD, CDE, DEF, EFG, FGH, ... zijn gelijkvormig op
basis van de constructie van de bissectrice van de hoeken B, C, D, E, F, G,
De pool O van de spiraal is het snijpunt O van de zwaartelijnen CP (van driehoek ABC) en DQ (van driehoek BCD). De hoek tussen deze lijnen is nu 72°. |
[1] | H.S.M. COXETER, Introduction to Geometry, Wiley & Sons, New York (1961) | |
[2] | H.E. HUNTLEY, The Divine Proportion, Dover Publications Inc., New York (1970) | |
[3] | ROBERT LAWLOR, Sacred Geometry, Thames & Hudson Ltd., Londen (1982) | |
[4] | N.N. WOROBJOW, Die Fibonaccische Zahlen, VEB Verlag, Berlijn (1971; vertaling uit het Russisch) |
Zie ook de pagina "Gulden snede".
[logspiraal.htm] laatste wijziging op: 12-jul-05