Cyclometrische functies
Overzicht ][ Goniometrische functies | Analyse
- Inleiding
- Cyclometrische functies
2.1. Sinus en arcsin
2.2. Cosinus en arccos
2.3. Tangens en arctan - Afgeleiden
- Eigenschappen
1. Inleiding:
inverse functie
Een functie f is niets meer dan een voorschrift dat aan ieder element x
van een verzameling (het domein) D precies één element y van een
verzameling (het codomein of bereik) B toevoegt.
Daarbij is het niet uitgesloten, dat aan twee (of meer) verschillende elementen van D
hetzelfde element van B wordt toegevoegd.
Voorbeeld
y = f(x) = x² met D = [-1, 1]
Is echter ieder element y van B het beeld van precies één
element x van D, dan is door het geven van zo'n y het origineel
x van D eenduidig bepaald.
We kunnen dan eveneens spreken van een functie g(y) = x.
De functie g noemen we de inverse functie van f. We
noteren die als f inv.
Er zijn geen algemene voorwaarden op te stellen voor de eis dat een willekeurige
functie een inverse heeft.
Er geldt echter wel de volgende stelling (hier verder niet bewezen):
Stelling Als f een functie is die gedefinieerd is op [a, b] en daar monotoon stijgt (daalt), terwijl f(a) = A en f(b) = B, dan heeft f een inverse functie f inv, die gedefinieerd is op [A, B] en monotoon stijgt (daalt). |
We zullen deze stelling in de volgende paragrafen volgt gebruiken.
2.
Cyclometrische functies
2.1. Sinus en arcsin
We bekijken allereerst de functie f(x) = sin x
op het interval [-½p. ½p]. Er geldt: f ´(x) = cos x, waarbij op het bedoelde domein geldt cos x ³ 0. De functiewaardenverzameling van f (het bereik) is [-1, 1]. f heeft dus een inverse functie g gedefinieerd op [-1, 1] met als bereik [-½p, ½p]. Deze inverse functie noemen we arcus sinus. We schrijven sininv = arcsin = bgsin. Spreek uit als: arcsinus resp. boogsinus. In de figuur hiernaast is de
grijze lijn de grafiek van f(x) = sin(x); de rode lijn is de
grafiek van De arcsin (of bgsin) behoort tot de familie van zogenoemde cyclometrische
functies. Zie ook de Opmerking na paragraaf 2.3 |
De functie f(x) = cos x
bekijken we op het interval [0, p]. Voor de inverse van f op dit interval hebben we, eveneens vanwege de monotonie (maar nu dalend): g(x) = cosinv(x) = arccos(x) Inplaats van arccos schrijven we ook wel bgcos. Het domein van arccos is [-1,1]; het bereik is [0, p]. In de figuur hiernaast is de grijze lijn de grafiek van f(x) = cos(x); de rode lijn is de grafiek van g(x) = arccos(x). Zie ook de Opmerking na paragraaf 2.3 |
De functie f(x) = tan x
bekijken we weer op het interval <-½p. ½p>. Voor de inverse van f op dit interval hebben we dan: g(x) = taninv(x) = arctan(x) In plaats van arctan schrijven we ook bgtan. Het domein van arctan is < - ¥, + ¥ >; het bereik is <-½p. ½p>. In de figuur hiernaast is de grijze lijn de grafiek van f(x) = tan(x);
de rode lijn is de grafiek van |
Opmerking
Op de in Nederland en Vlaanderen in gebruik zijnde (grafische) rekenmachines vinden we in
plaats van arcsin, arccos, arctan de
onjuiste notatie:
sin-1, cos-1, tan-1
[einde Opmerking]
3. Afgeleiden
Voor de volledigheid vermelden we ook de afgeleiden van de hierboven behandelde cyclometrische functies.
Zie voor het bewijs van deze afgeleiden het artikel "Over de functies arcsin, arccos en arctan"
(PDF-formaat, ca. 170 kB). In het artikel wordt ook de lengtemeting van een cirkel (met integraalrekening) behandeld. |
Stelling Voor alle x in [-1 ; 1] geldt: arcsin(x) + arccos(x) = p/2 |
Bewijs:
. |
Stelling arctan(1) + arctan(2) + arctan(3) = p |
Bewijs:
Zie nevenstaande figuur, waarin: tan(A1) = 1, tan(A2) = 2, tan(A3) = 3. |