Concurrente zwaartelijnen van een driehoek
Overzicht ][ Meetkunde | Transversalen
1. Inleiding
Op de pagina "Transversalen" is met behulp van de
Stelling van Ceva bewezen, dat de zwaartelijnen van een
driehoek concurrent zijn.
We geven op deze pagina enkele wat meer traditionale bewijzen van de stelling:
Stelling [1] De zwaartelijnen van een driehoek gaan door één punt. [2] De zwaartelijnen van een driehoek delen elkaar in stukken die zich verhouden als 2 : 1. |
We bewijzen allereerst een hulpstelling.
Hulpstelling Het lijnstuk dat de middens van twee zijden van een driehoek verbindt, is evenwijdig met de derde zijde en gelijk aan de helft van de derde zijde. |
Opmerking
De lijn door de middens van twee zijden van een driehoek is een middenparallel
van die driehoek.
[einde Opmerking]
Bewijs:
In driehoek ABC zijn D en E de middens van AB en AC. Trek nu CG // AB en verleng ED tot G. Nu is in de driehoeken ADE, CDG: (1) A = C (Z-hoeken) (2) AD = CD (3) D = D (overstaande hoeken) Dus ADE, CDG zijn congruent (HZH), waaruit volgt dat CG = AE = EB ......(4) en ED = DG = ½EG ......(5) Nu is BCGE een parallellogram, waaruit volgt dat EG // BC, en dus ook ED // BC. Maar ook BC = EG, zodat uit (5) volgt: ED = ½BC ¨ |
2. Twee bewijzen met behulp van een middenparallel
Eerste bewijs In driehoek ABC zijn BD en CE
zwaartelijnen. |
|
Tweede bewijs D en E zijn weer de middens
van AC en AB. |
In driehoek ABC zijn BD en CE zwaartelijnen. De lijn AZ snijdt BC in F. We zullen nu aantonen, dat BF = FC. Verleng AZ met ZK = AZ. |
Hulpstelling De afstanden van twee hoekpunten tot de zwaartelijn van de door die hoekpunten begrense zijde zijn gelijk |
Bewijs:
In driehoek ABC is AF zwaartelijn, P, Q zijn de voetpunten van bedoelde
afstanden. Nu is: |
We beschouwen nu de zwaartelijn AF als de meetkundige plaats van de punt X waarvoor de oppervlaktes van dr driehoeken XAB, XAC gelijk zijn.
Dat deze oppervlaktes inderdaad gelijk zijn volgt uit de hierbovenstaande
Hulpstelling; immers beide driehoeken hebben gelijke hoogte en dezelfde basis, te
weten AX. Omgekeerd. Stel de beide driehoeken hebben dezelfde oppervlakte. Dan is ook de afstand van B tot AF gelijk aan de afstand van C tot AF. Op grond van de congruentie van BPF en CGF (ZHH), volgt dan dat F het midden is van BC. |
|
Snijden we nu de zwaartelijn AF met de zwaartelijn BD, dan geldt op basis
van bovenstaande eigenschap: O(ZAB) = O(ZAC), omdat Z op AF ligt; en O(ZAB) = O(ZBC), omdat Z op BD ligt. Gevolg: O(ZAC) = O(ZBC) waaruit volgt dat Z ook ligt op de zwaartelijn door C. Omdat O(ZBF) = ½O(ZBC) =
½O(ZAB), is |
¨
Opmerking
Op grond van continuïteitsoverwegingen kan ook via het gebruikte punt X
op AF al besloten worden tot een en ander.
Immers voor X op AF geldt: O(XAB) = O(XAC).
Valt X met A samen dan zijn die oppervlaktes gelijk aan 0. Valt X met F samen dan zijn die
oppervlaktes elk gelijk aan de helft van de oppervlakte van driehoek ABC.
Er is dus een punt X = Z op AF waarvoor die oppervlaktes gelijk zijn aan 1/3·O(ABC).
Klik hier >< voor een CabriJavapplet die deze opmerking
illustreert.
[einde Opmerking]